Radboud Spruit

Als kind was ik bang voor de dood. Volgens mij werd ik met die angst geboren. Toen ik op de lagere school als misdienaar ook rouwdiensten moest dienen heb ik om ontzettend veel kisten gestaan. Met wierook of wijwater in mijn handen. Ik vond de kisten eng en lelijk. En aan wat er in zou liggen moest ik al helemaal niet denken. Zo zag ik vele kisten. Het wende wel maar op m’n gemak voelde ik me nooit.

De dood bleef voor mij op redelijke afstand totdat in 1985 mijn moeder overleed na een lang ziekbed. Niet leuk. Maar wat bleek; de dood was niet eng, ook al gedroeg die uitvaartondernemer zich wel een beetje raar. Maar daar was weer die kist; nog even eng en lelijk. Het dragen deed pijn aan mijn handen. Toen ontstond het idee om ooit voor mezelf een andere kist te maken; één die er totaal anders uit zou zien. Dat idee bleef jaren in mijn hoofd zitten en begin jaren negentig begon ik aan die kist. Vanaf dat moment werd ik gegrepen door het maken van kisten. Voor ik kisten ging maken heb ik andere beroepen uitgeoefend. Daar deed ik ervaringen op die later voor het vak van grafkistenmaker belangrijk bleken zijn. Met die ervaringen en vooral een hele positieve energie ben ik gewoon begonnen met als doel hele mooie kisten te maken die niet eng zouden zijn. Kisten die juist zouden aantrekken in plaats van afstoten. Die aaibaar moesten worden en waar je iemand zelf in durft te leggen. En die zouden uitnodigen om ze zelf te dragen. Het werd een lange en boeiende weg tot waar ik nu ben, maar inmiddels maak ik dag in dag uit alleen maar kisten. Ik ervaar het als het mooiste beroep van de wereld.

Radboud Spruit (1960)

Klik op de foto om de interactieve video af te spelen.